Verder inkorten kustlijn noodzakelijk voor veiligheid Zuidwestelijke Delta
(deel 2 van 3)
naar deel 1
door ing. Jan Everink
november 2014
Toekomstbestendige oplossing: kustlijn sterk verkorten
Er zijn verschillende maatregelen in voorbereiding en uitvoering om de
problemen en toegenomen risico's te beperken. Onder meer moeten volgens
Rijkswaterstaat de MHWen (maatgevende
hoogwaterstanden) voor de benedenrivieren worden verhoogd. [ref. 4] Aangezien de MHWen bepalend zijn bij het berekenen van de dijkhoogtes
betekent dit concreet dat de dijken hoger moeten worden. Maar dijkverhoging
wordt steeds duurder want als een dijk hoger wordt moet hij ook breder
worden, anders gaat het ten koste van de stabiliteit.
Een andere maatregel is dat de rivieren meer ruimte krijgen. Met extra
ruimte kan een overvloed aan rivierwater tijdelijk worden opgeborgen.
Ruimte voor de rivier kan op verschillende manieren worden gerealiseerd,
zoals verbreding van het rivierbed, afgraven van uiterwaarden en het
creëren en uitbreiden van waterbergingen.
De voorgenomen en in uitvoering zijnde maatregelen zullen de veiligheid
zeker verbeteren maar kunnen het veiligheidsprobleem in zuidwestelijk
Nederland op lange termijn niet werkelijk oplossen. Op basis van fuzzy
logic besluitvorming moet worden gekozen voor een aanpak die veel
effectiever is, zodat ook bij een worst-case scenario de veiligheid
gewaarborgd is. Een werkelijk doeltreffende methode om een groot gebied
tegen de zee te beveiligen is kustlijnverkorting. De afsluiting van de
Zuiderzee heeft de praktische toepasbaarheid van die methode overtuigend
bewezen.
Het wordt steeds meer duidelijk dat in de Zuidwestelijke Delta alleen
met een zeer korte kustlijn optimale veiligheid gerealiseerd kan worden. Er
zijn immers zeer hoge zeedijken nodig die erg duur zijn. Een realistische
toekomstbestendige visie voor Zuidwest-Nederland is: de kust zo kort
mogelijk maken en deze korte kust dan optimaal beveiligen. Dat blijft
betaalbaar want als de kustlijn kort is zijn er relatief weinig dure
zeedijken nodig. Als nu voor die lange-termijn-visie wordt gekozen kunnen
tussentijdse maatregelen doelgerichter en efficiënter zijn.
Veel rivierdijken in het zuidwesten van ons land doen in feite dienst
als barrière tegen de zee. Al deze dijken moeten extra sterk en hoog zijn
want het zijn eigenlijk zeedijken. De tegenwoordige kustlijn is veel te
lang om deze op lange termijn betaalbaar te kunnen beschermen.
Met een korte kustlijn is het mogelijk om te streven naar worst-case
beveiliging. Statistische veiligheidsnormen zijn dan overbodig. Een
statistische veiligheidsnorm van bijvoorbeeld 1/4000 jaar kan ten onrechte
een veilig gevoel geven. Die mogelijke overstroming van eenmaal per 4000
jaar kan ook volgend jaar al plaatsvinden. Bovendien zijn er teveel
onzekere factoren om goed waarschijnlijkheidsrekening te kunnen toepassen.
We weten niet hoe groot het risico precies is; wat we wél weten is dat met
de tegenwoordige kustbeveiliging een grote overstromingsramp niet
uitgesloten is.
Een toekomstbestendige oplossing voor de Zuidwestelijke Delta is dat de
kustlijn zo kort mogelijk wordt gemaakt, zodat het financieel haalbaar is
om langs deze korte kust een zeer sterke en hoge barrière tegen de zee te
bouwen.
Probleemgebied Zuidwestelijke Delta
De veiligheidsproblemen in de Zuidwestelijke Delta bestaan al heel lang.
Ze zijn al in de Romeinse tijd begonnen. De zeespiegel was toen nog veel lager dan tegenwoordig en langs de hele
kust lag een bebost duingebied, dat veel breder was dan de tegenwoordige
duinen. De kustlijn lag kilometers zeewaarts van de tegenwoordige kust en
de benedenrivieren waren nog niet onderhevig aan getijwerking. Zeeland was
een voor die tijd tamelijk dichtbevolkt gebied met verschillende
belangrijke havensteden. Zo zijn van de verdwenen havenstad Ganuenta vele
resten uit de Oosterschelde omhoog gehaald. Ook de stad Domburg uit de
Romeinse tijd werd door de zee verzwolgen. Deze plaats lag enkele
kilometers zeewaarts van het tegenwoordige Domburg.
Rond het begin van de jaartelling begon de zee sterk te stijgen, zoals
in eerdere tijden ook al was gebeurd. Gedurende deze Romeinse transgressie
werd een groot deel van het duingebied door de zee vernietigd. Er volgde
een periode van gelijkblijvende of mogelijk zelfs dalende zeespiegel. Maar
in de 9de eeuw ging de zee opnieuw stijgen. Tijdens deze postkarolingische
transgressie werd heel westelijk Nederland door grote overstromingen
getroffen.
Na weer een wat rustiger periode vond in de 12de en de 13de eeuw opnieuw
sterke stijging van de zeespiegel plaats, waarbij grote delen van westelijk
Nederland permanent in meren veranderden. Na de Allerheiligenvloed van 1170
was de zee diep in het land gedrongen. Van de duinenkust waren nu nog
slechts hier en daar enkele eilanden en schiereilanden overgebleven. In
Zeeland waren de tegenwoordige estuaria ontstaan, brede riviermondingen
waarin door vermenging van zoet rivierwater en zout zeewater brak water
aanwezig is.
Na ongeveer het jaar 1300 werd het klimaat weer wat gunstiger, met als
gevolg onder meer dat zich nieuwe duinen vormden. Ook was de technische
kunde toegenomen. In Noord- en Zuid-Holland kon een begin worden gemaakt
met het door middel van polders en dijkringen terugwinnen van verloren
gegaan land. Maar de estuaria in Zeeland bleven open omdat ze in open
verbinding met de zee stonden en niet zoals de elders gevormde binnenmeren
met de toen beschikbare techniek konden worden ingepolderd.
Steeds weer rampen
Terwijl men er in de rest van het Nederlandse kustgebied geleidelijk in
slaagde land van de zee terug te winnen en de veiligheid te verbeteren was
dat veel minder het geval in de Zuidwestelijke Delta. Daar bleven de rampen
elkaar opvolgen. Herhaaldelijk moest land aan de zee worden prijsgegeven,
terwijl het weinige teruggewonnen land heel vaak opnieuw door de zee werd
verzwolgen.
Zo was er enorme schade door een stormvloed in 1375, waarbij de
Westerschelde door het verdwijnen van het eiland Schoneveld veranderde in
een brede zeearm. Van 1421 tot 1424 werd door de St. Elisabethsvloed en
verschillende daaropvolgende overstromingen een gebied met 28 dorpen, de
Grote Waard, door de zee verzwolgen, waarbij circa 2000 mensen verdronken.
Nog steeds is dit gebied water: de Biesbosch.
Een andere vreselijke ramp was de St-Felixvloed, die in 1530 plaatsvond,
waarbij een streek aan de noordoostkant van Zuid-Beveland overstroomde. Dit
gebied, waarin vele dorpen en de stad Reimerswaal lagen, was ongeveer even
groot als het tegenwoordige Noord-Beveland. Er is later geprobeerd dit
verloren gegane land terug te winnen maar dat is niet gelukt. Door nieuwe
overstromingen verdween het tenslotte geheel onder water. Van de dorpen en
de stad Reimerswaal bleef niets over.
Terwijl in veel gebieden in Nederland verdere vooruitgang werd geboekt
met het terugwinnen van door overstromingen verloren land was dat in
Zeeland als gevolg van de getijwerking in de estuaria veel moeilijker. Er
werd maar weinig land teruggewonnen en het overstromingsrisico kon
nauwelijks worden teruggedrongen. De rampen bleven doorgaan. In 1570 werd
Zeeland zwaar getroffen door de Allerheiligenvloed, waarbij onder meer een
groot deel aan de oostkant van Zuid-Beveland onder water verdween en het
dorp Valkenisse aan de Westerschelde kwam te liggen. In 1682 kreeg Zeeland
opnieuw te maken met een onvoorstelbare overstromingsramp. Er liepen 161
polders onder water en in verschillende steden waren veel gebouwen zwaar
beschadigd. Valkenisse werd geheel overstroomd; tegenwoordig worden bij eb
soms nog overblijfselen van dit verdronken dorp zichtbaar.
Behalve door de genoemde en andere grote watersnoodrampen werd het
deltagebied door de eeuwen heen nog door talloze kleinere overstromingen
getroffen. Pas in de 19de eeuw kon dankzij de verdere technische
vooruitgang en het betere bestuur het veiligheidsniveau ook in
Zuidwest-Nederland door dijkenbouw sterk worden verhoogd.
Het nieuwe denken over kustveiligheid
In de 20ste eeuw ging de kustveiligheid weer achteruit doordat zich een
nieuwe periode van zeespiegelstijging aandiende. Naast het weer actief
worden van de lange-termijn-stijging die al 10.000 jaar aan de gang is
begon ook een stijging als gevolg van door de mens veroorzaakte
klimaatverandering. Het risico van grote overstromingen in het Nederlandse
kustgebied nam weer sterk toe. Maar ook was het met de inmiddels
beschikbare technologische middelen mogelijk geworden om maatregelen te
treffen.
De overstroming van 1916 was historisch gezien niet een zeer grote ramp,
maar toch gaf deze calamiteit de impuls tot snelle politieke besluitvorming
inzake verbetering van de waterveiligheid. Mede door deze ramp kwam een
nieuwe filosofie met betrekking tot de kustbeveiliging tot ontwikkeling. De
afsluiting van de Zuiderzee was een belangrijke eerste toepassing van het
nieuwe denken. Door de Afsluitdijk werd in één keer een groot gebied tegen
de zee beschermd. De essentie van de nieuwe filosofie was: sterk verkorten
van de kustlijn waardoor inspanningen op het gebied van kustveiligheid méér
veiligheidsrendement opleveren.
Eerste integrale plannen voor de Zuidwestelijke Delta
Er werden plannen gemaakt om ook de Zuidwestelijke Delta nu definitief
aan te pakken. De mogelijkheid en de noodzaak van rigoureuze maatregelen
tegen de zee werden daadwerkelijk ingezien. [ref. 9] Dat was met name het
geval door de waarschuwingen van ingenieur van Rijkswaterstaat Johan van
Veen. Die had niet alleen het toegenomen overstromingsgevaar onder de
aandacht gebracht, ook had hij aangegeven wat de primaire maatregel moest
zijn: drastische kustlijnverkorting. [ref. 9]
Er werd naar Van Veen geluisterd en er kwamen plannen voor betere
veiligheid. De Zuidwestelijke Delta zou door een korte gesloten kustlijn
volledig tegen de zee worden beveiligd. De Zeeuwse wateren zouden net als
het IJsselmeer een groot zoetwatergebied worden. [ref. 6] Maar de
realisatie van deze plannen werd uitgesteld en vervolgens verder vertraagd
door de oorlog. Zo bleef zuidwestelijk Nederland onvoldoende beschermd, met
zoals bekend de watersnoodramp van 1953.
Door deze ramp ging men opnieuw beseffen dat het verbeteren van de
kustveiligheid in het deltagebied hoge prioriteit moest hebben. Het
Deltaplan werd opgesteld en de werkzaamheden werden met spoed hervat. [ref.
6]
Lees verder >>>
(De literatuurreferenties staan aan het eind van deel 3.)
|