Afscheid van het medische model in de GGZ
(deel 2 van 3)
naar deel 1
door Jan Everink
augustus 2014
Fysicalisme
Maar afscheid nemen van het medische model in de GGZ zal niet heel vlot gaan.
Dit model is namelijk gekoppeld aan de tegenwoordig overheersende
wetenschapsfilosofie, het fysicalisme. Deze richting kwam in de 19de eeuw op
door het succes van de natuurwetenschappen. De wetenschap moet volgens het
fysicalisme elk fenomeen verklaren als een gevolg van fysische wetmatigheid.
Theorieën waarin andere oorzaken dan de natuurwetten een rol spelen zijn binnen
de fysicalistische wetenschapsbeoefening niet toegestaan. Het fysicalisme is
voor veel hedendaagse wetenschappers een onaantastbaar paradigma. Ook is het
heel moeilijk om voor onderzoek dat niet op het fysicalisme is gebaseerd aan
geld te komen.
De fysicalistische overheersing in de hedendaagse wetenschap verklaart voor
een belangrijk deel waarom het medische model ondanks de onjuistheid en de
nadelen ervan nog steeds grote invloed heeft. Het medische model voor psychische
hulpverlening past geheel in het fysicalistische principe, en voor onderzoek op
basis van dat model is wél geld beschikbaar, zowel van onafhankelijke
subsidieverstrekkers als van de farmaceutische industrie.
Over de menselijke psyche is door de eeuwen heen veel gedacht en geschreven.
De psychologie ofwel zielkunde was tot in de 19de eeuw onderdeel van de
filosofie. De inzichten van verschillende filosofen over de psyche liepen
uiteen, maar over één aspect bestond weinig twijfel: dat de psyche daadwerkelijk
bestaat en géén onderdeel van het fysieke lichaam is. Op grond van het
fysicalisme wordt deze vroegere psychologische kennis niet serieus genomen. Dat
is een aanzienlijke belemmering voor de introductie in de GGZ van betere
principes dan die van het medische model.
Psychiatrie: dogmatische zekerheid
Maar het fysicalisme is een paradigma, geen dogma. Als wetenschappelijk
principe staat het al geruime tijd ter discussie. Met name in de
menswetenschappen wordt het steeds meer als een onnodige beperking beschouwd.
Daarom is te verwachten dat in de GGZ geleidelijk betere psychotherapieën de
overhand zullen krijgen, die niet op het fysicalisme en het medische model zijn
gebaseerd.
Dat er nog steeds geen wetenschappelijke onderbouwing voor het medische model
is wordt ook binnen de GGZ door veel mensen vreemd gevonden. Deze theorie, waar
de psychiatrie zich volledig mee heeft verbonden, zou als ze juist was
gemakkelijk bewezen kunnen worden. Het bewijs zou geleverd zijn als bij de
meeste DSM-diagnoses door een moderne diagnostische techniek de specifiek bij de
betreffende DSM-diagnose horende neuronale afwijking aangetoond zou kunnen
worden. Dat bewijs is er niet en kan er ook niet komen want het medische model
klopt niet.
Toch wordt het biochemische principe in de psychiatrie met dogmatische
zekerheid toegepast. In 1971 schreef de voormalige psychiater Jan Foudraine in
zijn boek "Wie is van hout" [ref.4] hoe hij tijdens zijn opleiding verbaasd was
over de stelligheid waarmee werd aangenomen dat psychische stoornissen
biochemische oorzaken hebben. Hij ging beseffen dat er over het organische
uitgangspunt in de psychiatrie, ofschoon dit onbewezen was, een merkwaardig
soort zekerheid bestond. Daarover schreef hij: "Het maakte mij duidelijk, dat er
in wezen een eigenaardig afwachtende stemming heerste, een wachten op het
ogenblik, waarop biochemici, neurofysiologen, pathologen en endocrinologen
uiteindelijk het 'ziekteproces' zouden aantonen." [ref.4]
Het ziekteproces is ook nu nog niet aangetoond, maar desondanks wordt de mens
in de psychiatrie nog steeds beschouwd als een chemische machine. Psychische
moeilijkheden zijn in die opvatting storingen en gebreken in deze machine.
Waarom blijft dit misverstand zo hardnekkig?
Laura Batstra, auteur van het eerdergenoemde boek "Hoe voorkom je ADHD. Door
de diagnose niet te stellen." [ref.3], stuurde een artikel naar het Tijdschrift
voor Psychiatrie waarin ze betoogde dat ADHD geen ziekte is zoals bijvoorbeeld
suikerziekte, omdat er geen objectieve tests zijn waarmee ADHD aangetoond kan
worden. De redactie schreef: "Iedere deskundige weet dat je ADHD geen ziekte mag
noemen." maar wilde het artikel niet plaatsen. [ref.3] Dit voorval illustreert
dat men in de psychiatrie eigenlijk wel beseft dat het medische model niet klopt
en niet werkt, maar er dogmatisch aan vast blijft houden. Dat psychiaters zo aan
het medische model verknocht zijn komt mogelijk doordat ze dankzij het medische
model nog steeds als medische specialisten worden gezien en daar veel status aan
ontlenen.
De paradigma-shift in de GGZ zal dan ook niet vanuit de psychiatrie komen.
Waarschijnlijker is dat door met name de nadelen van de psychofarmaca klinisch
psychologen en andere psychotherapeuten zich van het medische model zullen
afwenden.
Geen ziektespecifieke werking
De psychofarmacologie, de wetenschap van het met chemische middelen
veranderen van iemands hersenwerking, begon op te komen in de jaren 1950. Men
ontdekte dat bij een verandering van psychische gesteldheid ook veranderingen in
de hersenen optreden. Daaruit trok men de voorbarige conclusie dat de psyche
voornamelijk wordt gestuurd door de hersenchemie.
De hersenen vervullen heel belangrijke functies in het lichaam. Ze worden
vooral gebruikt voor verwerking van perceptiesignalen en motorische besturing.
Goede werking van de hersenen is belangrijk voor het psychisch functioneren want
als de hersenen niet optimaal werken kan dat psychische stress veroorzaken.
Daarom is het goed dat er een geneeskundig specialisme betreffende
hersenaandoeningen bestaat: de neurologie. Maar de vele psychische problemen
vandaag de dag hebben in de meeste gevallen geen neurologische oorzaak; ze
hebben te maken met omgevingsfactoren, de sociale situatie en/of de leefwijze.
Daarom is medicatie bij de meeste psychische problemen zinloos. Dat zou zelfs
zo zijn als psychofarmaca een duidelijke ziektespecifieke werking zouden hebben.
Maar dat is niet het geval. In meerdere publicaties is betoogd en onderbouwd dat
psychiatrische medicijnen geen genezende werking bij specifieke aandoeningen
hebben, maar de normale hersenprocessen verstoren.
Interessant wat dit betreft is bijvoorbeeld het boek "The myth of the
chemical cure" door Joanna Moncrieff. [ref.5] Dat psychofarmaca de normale
hersenwerking verstoren wordt doorgaans niet herkend, stelt Moncrieff, omdat het
misverstand dat psychiatrische drugs therapeutische effecten met betrekking tot
bepaalde ziektes hebben wijd verbreid is.
Ook in het boek "Brain disabling treatments in psychiatry" door Peter Breggin
is de conclusie dat psychofarmaca geen genezende werking hebben. [ref.6]
Psychofarmaca verbeteren het mentale functioneren niet maar verstoren het juist,
stelt ook Breggin. Sommige acute problemen kunnen door die extra verstoring
tijdelijk minder worden maar de algehele psychische conditie gaat verder
achteruit, maakt hij op basis van uitgebreide wetenschappelijke literatuur
duidelijk.
Werking van psychofarmaca
Als psychofarmaca geen therapeutische werking tegen bepaalde aandoeningen
hebben, hoe komt het dan dat ze soms wel lijken te werken? Volgens Breggin kan
wat betreft deze werkzaamheid niet veel meer onderscheid worden gemaakt dan
tussen middelen die een remmende en middelen die een activerende werking
hebben.[ref.6] Deze remmende of activerende werking is in feite een verstoring,
die door de betrokkene soms als een verbetering wordt ervaren.
De remmende middelen veroorzaken wat door Breggin wordt aangeduid als
deactivation syndrome. De door deze middelen veroorzaakte verstoring kan
verschillende psychische hoedanigheden teweegbrengen, zoals
ongeïnteresseerdheid, onverschilligheid, vermindering van betrokkenheid, mentale
afstomping, verminderde motivatie en apathie. [ref.6]
Bij de andere globale categorie psychiatrische drugs wordt een kunstmatige
verhoging van hersenactiviteit opgewekt. De werking bestaat uit het veroorzaken
van een verstoring in de hersenen waardoor deze sneller gaan werken en symptomen
optreden die in eerste instantie op verbetering lijken. Op langere termijn
kunnen deze veranderingen zich volgens Breggin zodanig ontwikkelen dat ze erger
zijn dan de aanvankelijke problemen. De effecten van deze middelen worden door
Breggin aangeduid als activation syndrome. Symptomen die volgens hem kunnen
optreden zijn onder meer: overmatige bezorgdheid, gejaagdheid, paniek-aanvallen,
slapeloosheid, prikkelbaarheid, vijandigheid, agressiviteit en manie. [ref.6]
Peter Breggin legt in zijn boek ook uit dat psychofarmaca extra schadelijk
kunnen zijn doordat ze compensatie-reacties activeren. Het lichaam probeert zich
aan te passen om ondanks de lichaamsvreemde stof te kunnen blijven functioneren
en zulke aanpassingen kunnen uiteenlopende psychische problemen veroorzaken. Ook
kunnen als met het betreffende middel wordt gestopt vergelijkbare reacties
optreden. [ref.6]
Hoe komt het dat het idee van grote vooruitgang in de psychische
hulpverlening dankzij het medische model bij het grote publiek nog steeds
wijdverbreid is? Dat is onder meer het gevolg van de propaganda voor dit
denkbeeld die vanuit de psychiatrie plaatsvindt, stelt Robert Whitaker. Het
medische model wordt langs verschillende wegen verkondigd, niet als een theorie
maar alsof het gaat om een wetenschappelijk onderbouwde en met succes toegepaste
wetenschap.[ref.1]
Agressie door psychofarmaca
De chemische verstoring door psychofarmaca zal doorgaans geen rampzalige
veiligheidsgevolgen hebben, maar soms kan het helemaal fout gaan. Het zijn de
zelden optredende risicovolle bijwerkingen die gevaarlijk worden als steeds meer
mensen psychofarmaca gebruiken. Wegens hun zeldzaamheid wordt aan dergelijke
nevenwerkingen weinig aandacht besteed, maar als miljoenen mensen een bepaald
middel gebruiken kunnen zulke effecten soms tot rampzalige gevolgen leiden.
Zo zijn er veel aanwijzingen dat de plotseling extreem psychotisch geworden
personen die hun familie uitmoordden of spelende kinderen op een schoolplein
neerschoten in veel gevallen psychiatrische medicijnen hadden gebruikt of
daarmee kortgeleden waren gestopt. [ref.7]
In de VS hebben in het bijzonder antidepressiva wat dit betreft een slechte
naam. Ook in Nederland hadden de daders van enkele onverklaarbare plotselinge
moorden antidepressiva geslikt. [ref.8] Vorig jaar verrichtte de Radboud
Universiteit Nijmegen bij een verdachte van een meervoudige moord een onderzoek
naar een mogelijk verband tussen diens plotselinge agressieve stemmingen en het
gebruik van een antidepressivum. Dat gebeurde in opdracht van het gerechtshof te
Leeuwarden. Vastgesteld werd dat de betrokkene 4 tot 8 uur na inname van het
antidepressivum boosheid en ongeremd gedrag vertoonde. [ref.8]
Stigmatisering
Klinisch psycholoog Dr. Lucy Johnstone van de DCP zei naar aanleiding van de
paradigma-shift bij haar organisatie dat er overweldigende evidentie is dat
mensen niet instorten door biologische oorzaken maar door uiteenlopende andere
factoren. [ref.9] Maar in de psychiatrie is de overheersende opvatting nog
steeds dat psychische stoornissen meestal een biochemische oorzaak hebben en in
principe op dezelfde wijze als lichamelijke ziektes behandeld kunnen worden. In
de lichamelijke geneeskunde wordt onderscheid gemaakt tussen
ziekteverschijnselen en ziekteoorzaken, maar niet in de psychiatrie. Daar wordt
simpel op een complex ongewone persoonlijke hoedanigheden een ziekte-etiket
geplakt.
Als dat eenmaal is gebeurd dan kan het heel moeilijk zijn om dit etiket weer
kwijt te raken. Een onderzoek liet zien dat psychiaters en verpleegkundigen
geneigd zijn om meer waarde te hechten aan een eenmaal gestelde diagnose dan aan
nieuwe informatie door waarneming van en communicatie met de betrokkene.
[ref.10] Bij dit experiment werd bij 7 van 8 personen op grond van gesimuleerde
symptomen de diagnose schizofrenie gesteld. Deze pseudo-patiënten werden
opgenomen in verschillende inrichtingen, waar ze ophielden met het simuleren van
symptomen en probeerden de psychiaters en de verpleging te overtuigen dat ze
normaal waren. Maar wat ze ook zeiden, er werd niet serieus naar hen geluisterd
en de diagnose bleef gehandhaafd. Uiteindelijk mochten ze na 7 tot 52 dagen naar
huis op grond van het minder ernstig worden van hun ziekte.
Incidenteel wordt soms door psychiaters ronduit toegegeven dat het niet
mogelijk is om voor psychische problemen diagnoses te stellen. Zo zei psychiater
Jim van Os eens in een interview dat de DSM niet meer is dan een afsprakenboek
om symptomen mee aan te duiden. [ref.11] De in de DSM gedefinieerde ziekte
schizofrenie duidt alleen maar bepaalde symptomen aan, terwijl er helemaal geen
ziekte schizofrenie bestaat, aldus Van Os.
Psychiatrische diagnoses zijn geen echte diagnoses maar
probleem-aanduidingen. Maar het zijn wel etiketten en omdat deze betrekking
hebben op afwijkende gedragspatronen kan worden verwacht dat ze een
stigmatiserend effect hebben. Bij een DSM-diagnose wordt op grond van
gedragskenmerken en geuite klachten aan iemand een etiket gekoppeld dat aangeeft
dat deze persoon bepaalde afwijkende eigenschappen heeft. En dat is ook het
voornaamste aspect van stigmatisering: etiketteren van mensen op basis van
afwijkende hoedanigheden.
Dat psychiatrische diagnoses stigmatiserend zijn is bekend. [ref.12] Er is
wel verondersteld dat de stigmatisering van mensen met psychische problemen door
het medische model minder zou worden. Lichamelijke ziektes leiden in het
algemeen niet tot stigmatisering, dus bij psychiatrische ziektes zal dat ook
niet het geval zijn, meende men. Maar onderzoek laat zien dat dit niet klopt.
Als mensen geloven dat schizofrenie een biologische oorzaak heeft dan leidt dat
niet tot betere maar tot verminderde acceptatie van personen met deze conditie.
[ref.13]
Stigmatisering is ongunstig voor de psychische conditie van de betrokkene, zo
is door onderzoek bevestigd. De met een psychiatrische ziekte gediagnosticeerde
persoon brengt de stigmatisering vaak op zichzelf over, en deze
zelf-stigmatisering veroorzaakt onder meer vermindering van zelfrespect en van
vertrouwen in de toekomst. [ref.14] Een DSM-diagnose geeft veel stress en zal
daardoor in het algemeen een ongunstig effect op de psychische conditie hebben.
Lees verder >>>
(De literatuurreferenties staan onderaan deel 3.)
|